In Zuid-Korea is de politieke verdeeldheid naar een dieptepunt gedaald, met de oppositie die een afzettingsmotie indient tegen de interim-president Han Duck-soo. De oppositieleider Lee Jae-myung richt zijn pijlen op de waarnemend president te midden van beschuldigingen van corruptie en een noodtoestand. Tegelijkertijd weigert de geschorste president Yoon Suk Yeol op te komen voor verhoren en trotseert hij het gerecht. De politie ondervraagt kabinetsleden over de heersende politieke crisis, terwijl de steun voor de oppositieleider groeit. De situatie dreigt verdere politieke verlamming te veroorzaken na een verijdelde staatsgreep.